Acceptatie was een woord dat in mijn vocabulair niet echt voorkwam. Het was een woord waar ik moeite mee had en waar ik al snel een vies gezicht bij trok. Totdat ik tijdens een opleiding ermee werd geconfronteerd dat juist dat me tegenhield in mijn persoonlijke ontwikkeling.
Het voelde als een paradox omdat ik altijd vooral geloofde in de maakbare wereld en dus ook in de maakbare mens. Met van daaruit een gerichtheid op het eeuwige werken aan ontwikkeling. Wat nog niet goed genoeg is kan verbeterd worden en als je iets wilt bereiken moet je daar zelf voor zorgen. Een mantra die in onze maatschappij maar wat bekend voorkomt. Het legt de focus op wat je wilt worden en bereiken en veronachtzaamd wie je eigenlijk bent en wat je al hebt. Met alle spanning en rusteloosheid tot gevolg.
Meer balans en ruimte voor het ‘zijn’ in tegenstelling tot het ‘worden’, geeft rust en ontspanning. Iets wat broodnodig is in een tijd van toenemende stress, prestatiedruk en burn out.
Acceptatie betekent ook het toelaten van de boosheid, het verdriet en de pijn voor wat er niet was en is en wat je niet gekregen hebt. Dat verwerken, er om rouwen en een plek geven, leidt tot nieuwe wijsheid en zingeving. Niet per se makkelijk en onvermijdelijk als je belang hecht aan persoonlijke groei en ontwikkeling: stilstaan om verder te bewegen. Het blijft paradoxaal voelen.